- action
- action [aaksjõ]〈v.〉1 daad ⇒ handeling2 inwerking ⇒ optreden, actie3 〈literatuur〉handeling ⇒ verwikkeling4 (rechts)vordering ⇒ actie5 〈economie〉aandeel♦voorbeelden:1 action de grâce(s) • dankgebedune bonne action • een goede daadentrer en action • tot handelen overgaan2 dans le feu de l'action • in het vuur van de strijdl'action du gouvernement • het optreden van de regeringaction de l'humidité • inwerking van het vochtaction revendicative • gerichte actie, protestactiemettre en action • in werking stellenpasser à l'action • in actie komen, optredenen action • in (volle) actiesous l'action de • onder (de) invloed van4 action criminelle • strafvorderingaction personnelle, réelle • persoonlijke, zakelijke rechtsvorderingaction publique • strafvorderingintenter, introduire une action (en justice) • een aanklacht indienen5 action d'apport, de fondation • oorspronkelijk aandeel〈informeel, figuurlijk〉 ses actions baissent • zijn, haar papieren dalen¶ ses actions remontent • zijn kansen stijgenf1) daad, handeling2) optreden, actie3) rechtshandeling, vervolging, geding4) aandeel
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.